Flashcards zijn een van de meest gebruikte studietools, en dat is niet zonder reden. Ze stimuleren actief leren: je brein moet de informatie zelf oproepen, in plaats van passief te lezen. Daardoor onthoud je leerstof veel beter. Toch worden flashcards vaak verkeerd gebruikt. Veel leerlingen draaien kaartjes te snel om of leren alles in één blok. Met de juiste technieken haal je véél meer uit flashcards – of je nu in de basisschool of in het secundair zit.
Inhoudstafel
1. Zelf de Flashcards schrijven
Flashcards werken het allerbeste als je ze ook écht zelf maakt. Niet gewoon downloaden en klaar, maar pen of stift in de hand en schrijven maar. Waarom? Omdat je tijdens het maken eigenlijk al volop aan het leren bent:
- Je denkt actief na: wat schrijf ik op de voorkant, wat hoort er op de achterkant?
- Je filtert de hoofdpunten uit de leerstof.
- Doordat je schrijft of tekent, onthoud je het beter (je handen helpen je hersenen).
- En eerlijk? Met je eigen kleurtjes, tekeningetjes of symbooltjes wordt leren gewoon leuker.
GOEDKOPE INDEXKAARTEN OF FLASHKAARTEN KAN JE HIER VINDEN
EEN OPBERGBOX MET ONDERVERDELING KAN JE HIER VINDEN
2. Spaced repetition (studeer slim gespreid)
Studeren werkt niet door alles in één keer te blokken. Spaced repetition betekent dat je de kaartjes verspreid in de tijd herhaalt: vandaag, morgen opnieuw, en dan pas enkele dagen later. Er worden dan ook sterkere verbindingen in je hersenen gemaakt en de leerstof wordt verankerd. Zo onthoud je leerstof veel langer én wordt studeren met flashcards écht effectief. Plan dus op voorhand enkele momentjes in.
3. Active recall (actief nadenken)
De kracht van flashcards zit in active recall: zelf proberen herinneren. Kijk eerst goed naar de vraag, denk actief na en draai pas daarna om. Neem je tijd. Zeg de antwoorden ook luidop. Jij bent eigenlijk de meester van je leerproces. Er is niemand die je extra punten gaat geven als je niet meteen het antwoord zegt. Je kan, als je de leerstof goed kent, nadien trainen op snelheid.
4. Interleaving (mix verschillende onderwerpen)
Veel leerlingen leren per vak in blokken. Toch onthoud je beter als je vakken en thema’s door elkaar gooit: een kaartje wiskunde, gevolgd door één van geschiedenis of taal. Dit heet interleaving en traint je brein om flexibel te schakelen. Een bewezen manier om leren met flashcards uitdagender én effectiever te maken.
5. Waarom-vragen stellen (diepere verwerking)
Beperk je niet tot vraag & antwoord. Stel jezelf steeds de vraag: “Waarom klopt dit?” of “Hoe past dit in wat ik al weet?” Dit heet elaborative interrogation en zorgt ervoor dat de leerstof betekenis krijgt. Bijvoorbeeld: niet alleen “Caïro is de hoofdstad van Egypte”, maar ook: “Waarom is dat belangrijk?” → omdat het de grootste stad van het Midden-Oosten is.
6 Dual coding (leren met tekst én beeld)
Flashcards werken nóg beter als je ze combineert met beelden. Voeg tekeningen, pictogrammen of schema’s toe naast de tekst. Het is bewezen dat dual Coding, dus leren met woord en beeld echt wel zorgen dat informatie betekenis krijgt. Denk maar eens na: wat zie jij meteen als je aan Parijs denkt? Bijvoorbeeld: op de voorkant een schets van een hart, op de achterkant de onderdelen benoemd. Zo gebruik je visuele én verbale geheugensystemen, wat bewezen effect heeft op leren.
7. Leitner-systeem (focus op wat moeilijk is)
Bij dit systeem verdeel je flashcards in vakjes of stapels. Kaartjes die je goed kent, schuiven naar achteren. Moeilijke kaartjes hou je vooraan, zodat je ze vaker ziet. Je kan hiervoor zelf doosjes maken of kopen. TIP: wil je je kaarten opdelen in kleuren maar heb je enkel witte kaartjes? Dan kan je de zijkanten kleuren met stift. Op die manier besteed je meer tijd aan wat je nog lastig vindt. Dit maakt leren met flashcards gestructureerd én efficiënt.
HIER VIND JE DEZE HANDIGE OPBERGBAKJES EN ANDERE BAKJES

8. Creatieve manieren om thuis flashcards te gebruiken
- Flashcard memory
Leg kaartjes met vragen en antwoorden omgekeerd neer. Vraag en antwoord vormen samen een setje. Kinderen draaien telkens twee kaartjes om en proberen een match te vinden. Ideaal voor woordenschat of definities. - Flashcard dobbelspel
Gebruik een dobbelsteen en koppel elke worp aan een opdracht:- 1 = geef het antwoord
- 2 = leg uit in eigen woorden
- 3 = bedenk een voorbeeld
- 4 = teken het antwoord
- 5 = zing of rap het antwoord
- 6 = stel zelf een vraag terug
Speels, en makkelijk samen met ouders of broers/zussen te doen.
- Flashcard ladder
Leg een rij kaartjes op de grond als een ladder. Elk correct antwoord = een stap vooruit. Wie het einde bereikt, wint. Ook alleen te spelen: zo ziet het kind zijn eigen vooruitgang. - Flashcard bingo
Maak een bingo-kaart met antwoorden. Ouders lezen de vragen van de flashcards voor en kinderen strepen het juiste antwoord af. Zorgt voor spanning én herhaling. - Flashcards in beweging
Hang kaartjes verspreid in huis (deur, koelkast, spiegel). Telkens als het kind er voorbijloopt, moet hij of zij de vraag beantwoorden. Perfect voor kinderen die leren door te bewegen. - Flashcard quizmaster
Laat het kind zelf quizmaster zijn en de ouders de vragen stellen. Door het omdraaien van de rollen leren kinderen zelf nadenken over de antwoorden en leggen ze de leerstof onbewust uit. - Flashcard storytelling
Laat kinderen meerdere kaartjes trekken en verbind de antwoorden in een kort verhaaltje. Bijvoorbeeld: trek 3 flashcards (Nijl, farao, piramide) en maak er een mini-verhaal van. Werkt goed voor geschiedenis, taal of wereldoriëntatie.
💡 Extra tip voor kinderen met dyslexie: gebruik digitale flashcards (bijv. Quizlet, Blooket, Kahoot). Die hebben vaak voorleesfuncties, pictogrammen en spelletjes, waardoor leren toegankelijker en leuker wordt.
9. Flashcards en dyslexie (digitale alternatieven)
Voor kinderen met dyslexie zijn klassieke kaartjes soms minder praktisch. Gelukkig bestaan er sterke alternatieven:
- Online flashcards via Quizlet, Kahoot of Blooket: deze tools hebben vaak audiofuncties, zodat leerlingen de kaartjes kunnen laten voorlezen.
- Kleuren en pictogrammen gebruiken: woorden koppelen aan symbolen of kleuren versterkt de herkenning.
- Text-to-Speech: met spraakondersteuning kunnen leerlingen de tekst horen terwijl ze oefenen.
- Eigen opnamefunctie: sommige apps laten je zelf audio inspreken. Leerlingen horen zo de term én het juiste antwoord in hun eigen stem.

10. Flashcards als geheugentrainers
Flashcards zijn geen ouderwetse kaartjes, maar krachtige geheugentrainers. Door te werken met active recall, spaced repetition en creatieve werkvormen, wordt leren met flashcards veel effectiever. En dankzij digitale alternatieven zijn flashcards ook voor kinderen met dyslexie een toegankelijk en motiverend hulpmiddel.
XOXOX Nathalie
No Comments